Het is een donderdagavond, iets voor half acht. Ik schuil voor de regen in het wachthok bij het pontje naar de NDSM. En ik ben blij dat ik nog leef. Want zojuist werd ik bijna geschept door een politiewagen, die opeens met zwaailicht en sirene over het fietspad aan de voorkant van het Centraal scheurde. De agent achter het stuur had me duidelijk niet gezien. Het scheelde echt maar enkele centimeters. Een harde klap bij het andere wachthok. Dan zie ik daar een man tevoorschijn komen. Het schemert al enigszins en ik heb mijn bril niet op, maar hij lijkt me een Afrikaanse man met blond haar. Hij praat Arabisch. Hij loopt naar de afrastering bij het water en telefoneert. Scheldend en tierend. Vervolgens pakt hij één van de dranghekken, die daar sinds een tijdje staan, en gooit deze met een woest gebaar in het water. Ik overweeg om de politie te bellen. Hem aanspreken doe ik maar niet, ik ben tenslotte geen held. Hij betreedt het pontje naar de Buiksloterweg. Nog steeds scheldend en tierend. Wat later krijg ik gezelschap van een viertal Spaanse toeristen, vermoedelijk twee stelletjes. Volgens mij zijn ze eerder in een coffeeshop geweest. Ze lachen om bijna alles wat een ander zegt. Vooral één van de mannen praat honderduit en vindt alles superleuk. Misschien heeft hij wel de meeste haaltjes van de joints genomen. Twee eenden komen aanvliegen en landen bij ons op de steiger. Eerst het vrouwtje en een paar tellen later het mannetje. Het is tenslotte voorjaar en dan zijn die mannetjes erg opdringerig. Daar is geen ontkomen aan. Vaak zat zijn het zelfs twee mannetjes die achter een vrouwtje aanzitten en haar geen moment rust gunnen. Voor haar is het soms ook een hachelijke onderneming: heel wat vrouwtjeseenden verdrinken als ze door een mannetje hardhandig in het water worden gedekt. Een Spaanse dame gaat op haar hurken zitten en filmt met haar telefoon de mannetjeseend. Het is wel een verstandig beestje, want in zijn scharreltocht naar voedsel laat hij de vele sigarettenpeuken links liggen. Als het pontje van kwart voor acht aanmeert, staan er inmiddels heel wat mensen te wachten. Ik schat het aantal om te weten of iedereen (en vooral ik) mee kan. Het pontje stroomt vol en bij vertrek gaat de regen over in een hoosbui. Iedereen probeert een plek te krijgen op een overdekt deel, zo staan we als haringen in een ton. Vanaf de NDSM fiets ik naar huis en haal ik onderweg een pizza om mezelf te trakteren. Al was het maar om te vieren dat ik nog leef en dat het inmiddels droog is (en dat ik geen vrouwtjeseend ben). Ruud van Dijk |
|||||
Overzicht “Alle Pontjesverhalen“
|
|||||
Reageren? Stuur uw e-mail naar Ruud van Dijk
Op de hoogte blijven van toekomstige pontjesverhalen? |