Over de vroegste geschiedenis van Buiksloot is weinig bekend. De oudste vermelding dateert van 1275 toen het dorpje in bezit was van de adellijke familie Persijn die destijds over Waterland heerste.
Buiksloot ontstond vermoedelijk als een nederzetting van ontginners langs de Waterlandse Zeedijk. Deze dijk was aangelegd als gevolg van de zich steeds verder uitbreidende Zuiderzee waardoor het IJ ook steeds groter werd en bijna tot de Noordzeekust reikte. De dijk beschermde Waterland dat grotendeels uit veengebied bestond. Na het ontginnen van dit gebied langs lange sloten, die diep het veen inleidden, werden er akkers aangelegd. Hierdoor daalde op den duur het grondwater en was de grond alleen nog maar geschikt voor veeteelt. Zo ontstond de bekende uitgestrekte weilandenstreek van Waterland. De bodemdaling had ook tot gevolg dat bij dijkdoorbraken grote meren achter de dijk konden ontstaan zoals het Buikslotermeer. Hierdoor kwam het dorpje Buiksloot tussen dit meer en het IJ te liggen en bleef het eeuwenlang kwetsbaar voor overstromingen. Dat is waarschijnlijk ook de reden waarom er weinig historische gegevens over die tijd zijn. De Buikslotermeer werd in 1627 drooggemalen, maar de dijken van deze polder zouden het later nog enige malen begeven.
In de 17e eeuw werd Buiksloot een dorp dat veel schippers en bemanningsleden voor de koopvaardijschepen zou leveren, maar ook voor de trekschuiten naar Edam en Purmerend. Kapiteins die naar de Oost en West voeren betrokken toen ze ‘pensioen’ kregen een mooi houten huis op de Buiksloterdijk. Zo konden ze in de verte toch nog de driemasters die uitvoeren en terugkeerden in de haven van Amsterdam voorbij zien komen. De plek werd ook wel de ‘kapiteinshemel’ genoemd.
Hoewel het water en de landtong Volewijck aan Buiksloot grensden, waren ze in het bezit van Amsterdam. Op de zuidpunt was het galgenveld en verder bestond de landtong uit weidegebied met rietkragen langs de oevers. Aan de westkant lag de Buiksloterham, die Amsterdam gebruikte als modderstortplaats. In het IJ moest vaak gebaggerd worden om de vaargeul op diepte te houden.
Vanuit de Singel voeren lang veerboten naar de oude haven ten westen van Buiksloot waar passagiers over konden stappen op trekschuiten die naar Purmerend en Edam voeren. In 1661 werd door de landtong een trekvaart gegraven waar een schuit met zeil, of getrokken door een paard naar en van Buiksloot voer. De commissaris van het veer had zijn onderkomen in de herberg ‘De Vergulden Wagen’ in Buiksloot. De Volewijck zelf was onbewoond. Op de zuidpunt was alleen een Tolhuis waar de herbergier met zijn gezin en bedienden woonden.
Het westelijk deel van de ringvaart van de in 1627 droog gemalen Buikslotermeer werd in 1824 onderdeel van het Noordhollands Kanaal. Nog twee maal kwam de Buikslotermeer weer onder water te staan nadat de zeedijk bij Durgerdam was bezweken (1825 en 1916).
Toen het Noordhollands Kanaal werd aangelegd, werd bij Buiksloot een brede zwaaikom gegraven om de grote zeeschepen in staat te stellen de waterkering te passeren. Er kwamen sluizen in de dijk en de sluismeester en zijn medewerkers kregen woningen langs de Buiksloterdijk. Ook kwamen er enige winkels en een herberg.
In 1848 werd de Buiksloterham ingepolderd. Het zou een rijk landbouwgebied worden, maar voor Buiksloot betekende het dat het niet meer aan het IJ lag. In de jaren zestig van de vorige eeuw werd het gebied in snel tempo vol gebouwd. Grote delen van de karakteristieke, monumentale bebouwing van de Buiksloterdijk werden afgebroken voor de aanleg van wegen. Het dorpje Buiksloot verdween vrijwel van de kaart.
© 2020 Ruud Borman. Op deze publicatie berust auteursrecht. Zie Colofon.
Beelden: Historisch Archief Tuindorp Oostzaan (HATO).
Overzicht alle afleveringen Amsterdam-Noord van Y tot stadsdeel.
Ruud maakt de series geheel op eigen titel.
Reageren? U kunt contact met de redactie opnemen via de link onderaan de website. Wij sturen dan uw mail aan Ruud Borman door.
Op de hoogte blijven van toekomstige artikelen in deze serie?
Schrijf u dan in op de nieuwsbrief