In Winschoten kwamen we te wonen in de Acacialaan no. 33. De middelste woning van drie onder 1 kap. Maar ook met een achterom, via de tuin van de buren. En die vonden dat niet zo leuk. Want kinderen achterom door hun tuin met begerenswaardige fruitstruiken en een kersenboom kon wel eens tot problemen lijden. En dat hadden ze goed gezien.
Wim Mulder bracht een groot deel van zijn jeugd door in Amsterdam-Noord. (9 tot 15 jaar). Daarvoor woonde hij in Groningen en Winschoten en heeft zijn herinneringen daarover ook op papier gezet. Om chronologische reden start hij deze serie met de eerste 2 plaatsen en vervolgt daarna met een tiental verhalen over zijn jeugd in Amsterdam-Noord.
Deze aflevering speelt zich af in Winschoten.
Mijn ouders voorzagen dit ook en hadden de volgende oplossing bedacht:
“Jullie laten alle planten van de buren met rust. Komen nergens aan en blijven overal met je vingers vanaf. Als beloning voor goed gedrag staat er in onze kelder een kist met appels en daarvan mag je elke dag 1 pakken en opeten”.
Nou dat was geen straf. Er werd verheugd gebruik van gemaakt, maar na een maand kon ik geen appel meer zien.
Trouwens die kelder had voor mij nog een ander aantrekkelijk aspect. Er lag ook kolen opgeslagen voor de kachel. Antraciet, eierkolen briketten, etc. En dat rook zo lekker daar. Ik hield wel van die indringende zwavelachtige lucht. Met plezier vulde ik er de kolenkit om moeder van dienst te zijn, maar ook om mijn neus een pleziertje te doen. Op een dag kwam ik op het illustere idee om een paar kolen in mijn broekzak te stoppen, zodat ik er bij het buitenspelen ook nog eens aan kon ruiken.
Maar buiten was de lucht toch minder sterk. Dan maar wat meer tegen de neus aangehouden en goed snuiven. En een beetje opzij en beetje naar boven, nou dan begon het erop te lijken.
Toen ik thuiskwam zei mijn moeder ”waar heb jij gezeten”. “Nou nergens, geknikkerd met Auko” “en laat me je handen eens zien”. Wat had dat nou met knikkeren te maken ? Ze kwam met een spiegel aan en dwong mij erin te kijken. Ik zag een soort vlekkerige Zwarte Piet en begreep waar de oorzaak lag. We hebben er samen om gelachen en de tobbe maakte van mij weer een normale jongen.
Het was een rustige straat die eindigde bij het “Nieuwe kerkhof”. En dan kon je niet verder. Het was dus met recht een doodlopende straat in de dubbele betekenis van het woord. Maar voorlopig was er nog geen kerkhof en werd de grond gebruikt voor volkstuintjes. Naar ik later heb gehoord is er een crematorium op gebouwd. Maar dat was jaren later. Nu was het dus een zeer interessante plek voor de grijpgrage vingers van ons kinderen. We proefden overal van en veel dingen waren lekker, maar van rauwe tuinbonen, voederbieten en onrijpe appels kreeg je buikpijn. Dus maar even niet.
Voor mijn gevoel was er genoeg ander vertier te beleven in de straat. Alle leveranciers kwamen nog met paard en wagen langs de huizen. De groenteman, de voddenboer, de olieman, de schillenboer, etc. dan sprongen de kinderen achter op de kar en reden een stukje mee. Dat gaf meestal geen problemen. De betrokken eigenaar liep langs de deuren en het paard sjokte rustig verder tot hij “Ho” riep.
Maar op een kwade dag sloeg er een paard op hol. Hij was ergens van geschrokken en begon te galopperen en rende naar het einde van de straat met de kar achter zich aan. En op die kar zaten juist een paar kinderen. Die grepen zich vast aan de kar en aan kisten en kratten. Een jongen sprong er in volle vaart en in paniek vanaf, maar kwam gelukkig goed terecht. Bezorgde buren renden toe. Moeders hielpen de jongen die op straat lag en anderen probeerden het paard in bedwang te krijgen. Nog een meisje werd van de kar geslingerd, maar zij kwam slechter terecht en brak haar been. Paniek alom.
Een leuker voorval was: Jan Roos in de straat. Hij was een bekend publiek figuur in de stad Groningen en omstreken. Hij was straatzanger en bracht luidkeels en met de nodige zwier opera aria’s en Italiaanse ever greens ten gehore. Zwart pak, hoge hoed en de borst vol insignes en lintjes. “Mama, mama kom eens kijken, er is kermis in de straat” schijn ik geroepen te hebben. Maar mijn moeder kende de figuur en gaf mij een dubbeltje om in zijn hoge hoed te deponeren. Hij boog dan naar voren, daarna naar achteren, haalde diep adem en dan konden we genieten van De Paljas, of O sole mio.
Foto’s:
• Wikipedia: Antraciet
• Wikipedia: Jan de Roos
Bekijk alle afleveringen “Mijn jeugd in Amsterdam-Noord“
© 2022 Wim Mulder. Op deze publicatie berust auteursrecht.
Wilt u contact opnemen met Wim mulder?
Dat kan door de redactie een mail te sturen. Wij sturen uw bericht dan door naar Wim.