De Pont was in Amsterdam-Noord in mijn jeugdjaren een veelbesproken onderwerp. Door velen verguisd, maar voor mij een welkome attractie. Gratis heen en weer varen over het IJ.
Vaak maakte ik op zondagmorgen een flinke wandeling naar de Tolhuispont. Via de Kamperfoelieweg, het Mosplein en de van der Pekstraat was het al gauw een halfuurtje lopen. Maar dat had ik er wel voor over, want op de Pont zag je van alles. Soms een oceaanreus die kwam binnenvaren, of vertrok. Allerlei vrachtverkeer, rondvaartboten en kleine pleziervaart.
Ik herinner mij nog de “Oranje” die in tegenstelling tot zijn naam helemaal wit was. De “Johan van Oldenbarneveld”, de “Grote Beer” en nog vele anderen.
Ze werden dan getrokken door sleepboten van een rederij, die op zijn schoorstenen de aankondiging had dat ze niet duur was. “Rederij Goedkoop” . Machtige sleepboten die ik later nog wel eens in miniatuur op schaal heb nagebouwd.
Verder zag je diverse kleinere scheepjes met prachtige namen. Wat te denken van “Ora et Labora”,
“Amor Vici” of “Madrigale”. Het zei me niks, maar het klonk leuk en ik heb het wel onthouden.
Vanuit de bloemenbuurt in Noord waren we voornamelijk gericht op de Tolhuispont, maar er was ook nog een Valkenweg pont. Die meerde op de De Ruyterkade aan, iets verder weg van het CS en maakte de oversteek vanaf de Valkenweg in Noord, vlak bij het tramstation van de NZHVM. Van die Pont maakten wij nauwelijks gebruik .
En als je dan eenmaal met de Pont over was en de stad in wilde, dan was er nog een obstakel: Het Centraal Station. Voor 1 cent kon je met een bus vanaf de Ruyterkade naar de voorkant van het CS.
Wel gepast betalen, want de chauffeur had geen wisselgeld. Voor de meer kapitaalkrachtigen was er de mogelijkheid om een perronkaartje te kopen. Die kostte 10 cent en daar mee liep je van de IJ-zijde dwars door het station naar de voorzijde.
Als mijn ouders haast hadden om in de stad te komen, namen ze ook wel eens het bootje van “Bergman”. Die had in Noord een steiger vlak bij de Tolhuispont en dan voer je met een klein soort rondvaartbootje, met open achterdek ,dwars over het IJ, via de Oostelijke onderdoorgang van het station, naar een aanlegplaats naast het koffiehuis van de NZH aan de voorzijde van het station. Het kostte natuurlijk iets meer, maar je kwam snel en comfortabel in de stad. Een alternatief was ook nog het bootje van “Boekel”. Vertrek vanaf het Johan van Hasselt kanaal aan het eind van het Energia terrein. Dat was dichter bij ons huis, maar dit bootje kwam echter aan bij het Haarlemmerplein. Wilde je naar het centrum, dan moest je nog wel even de Haarlemmerdijk aflopen. Ook niet ongezellig.
Genoeg alternatieven dus om vanuit Noord in het Centrum te komen, maar ieder met zijn eigen prijs en met zijn eigen mate van luxe.
Intussen moest mijn vader wel elke dag met de Pont over het IJ naar zijn werk en later was ook mij dat lot beschoren toen ik dagelijks naar school moest op de Keizersgracht. Dan is de Pont opeens geen attractie meer, maar een noodzakelijk kwaad die zorgde voor ergernis en vertragingen.
Meestal voeren er twee Ponten heen en weer. In de spits werd dit uitgebreid tot drie en bij grote drukte zelfs vier. Het moet dan een heel gecoördineer zijn geweest tussen de kapiteins om op het juiste moment uit te varen of aan te leggen. Dat ging niet altijd zonder horten of stoten. Als de Pont iets schuin tussen de aanlegsteiger kwam en bovendien nog een flinke vaart had, dan werden alle passagiers door elkaar geschut en moest je maar zien om je staande te houden. De overzetfrequentie werd daarmee wel aardig opgevoerd, maar de kwaliteit leed er onder, zeer tot ontevredenheid van de Noord-Amsterdammers.
Wanneer je vanuit Noord op de Tolhuispont af kwam fietsen en er lag geen Pont klaar, dan moest je aan het eind van de Buiksloterweg wachten op een verbreed soort fietspad tussen twee ijzeren hekken, die werden afgesloten met een ijzeren ketting. In de spits liep dat aardig vol en als dan de ketting werd verwijderd door een Pont-medewerker, stormde iedereen naar voren om het beste plaatsje op de Pont te bemachtigen.
Sommigen gingen gelijk door naar voren, om er weer als eerste af te kunnen. Anderen zochten de beschutting van de zijgang naast de machinekamer, daar was het lekker warm en weer anderen verkozen het open dek, of gingen naar boven om uit te kijken over het IJ, of de meeuwen te voeren. Je liep dan wel het risico om wat uitwerpselen van een meeuw over je hoofd of kleding te krijgen. Niet leuk, vooral niet op weg naar school.
Amsterdam-Noord had in die tijd ongeveer net zoveel inwoners als Leeuwarden, maar had geen eigen ziekenhuis. Patiënten werden afgevoerd naar Purmerend, of de ziekenwagen moest met de Pont over naar het centrum. Als er een Pont aangemeerd lag ging de klep direct omhoog als de ziekenwagen erop stond en voer volle kracht naar de overzijde.
Als er geen Pont lag zorgde de sirene en de claxon van de ziekenwagen er wel voor dat een juist uitgevaren Pont direct weer terugkeerde. Eventueel een andere auto eraf en de ziekenwagen erop.
Noord-Amsterdammers voelden zich mede daardoor achtergesteld bij hun overige stadgenoten en pleitten hartstochtelijk voor een vaste oeververbinding. En vele jaren later kwam die er ook.
Eerst de Schellingwouderbrug en daarna de IJtunnel. Maar de Pont is er nog steeds en er zijn nu zelfs meer oeververbindingen dan in mijn jeugd. Er is dus ten opzichte van vroeger inderdaad “Een Pontje meer”.
Bekijk alle afleveringen van de serie van Wim Mulder: “Mijn jeugd in Amsterdam-Noord“
© 2023 Wim Mulder. Op deze publicatie berust auteursrecht.
Wilt u contact opnemen met Wim mulder?
Dat kan door de redactie een mail te sturen. Wij sturen uw bericht dan door naar Wim.
Een pontje meer AmsterdamNoord.com