In de rij van 20 insprekers ben ik de tweede die het woord mag voeren. De eerste inspreker is al klaar als ik pas halverwege het spreekgestoelte ben. De voorzitter vraagt of het wel gaat, zo met mijn krukken, dat hij anders wel een stoel voor me kan regelen. Ik zeg dat het me wel lukt. De voorzitter zegt dat ik 3 minuten spreektijd krijg en dat hij me na twee minuten laat weten dat er dan nog maar een minuut rest. Ik begin mijn betoog met een grap. Ik roep heel hard “test, test” in de microfoon en stel vast dat ‘ie het doet. Sommige aanwezigen moeten lachen. Vervolgens stel ik mezelf voor en begin met mijn verhaal. Toch wel een beetje zenuwachtig en ik struikel soms over mijn woorden. Voor mijn gevoel ben ik nog maar net begonnen als de voorzitter aangeeft dat ik nog maar 1 minuut heb. Ik ben van mijn stuk gebracht en vraag hem: “Nu al? Dat is snel.” Dan maar een groot deel overslaan en ik ga verder met het einde van mijn betoog. “Kortom [gelach in de zaal], het behoud en de uitbreiding van het aantal pontjes is goedkoper, veel sneller te realiseren, veel flexibeler, groener en veel charmanter.” Een minuutje later zegt de voorzitter dat mijn tijd om is, maar ik doe net of ik hem niet hoor. Ik besluit met: “Minister Schultz is tegen de bruggen, de provincie is tegen, Rijkswaterstaat is tegen, het Havenbedrijf is tegen, de bewoners van het Java-eiland en de Sixhaven zijn tegen, bij Overhoeks zijn ze ook niet voor. De actiegroep ‘Geen brug over het IJ’ is natuurlijk tegen.” Ik probeer een dramatische stilte te laten vallen en zeg tot slot: ”Eigenlijk is elk verstandig mens tegen.” Uit de zaal klinkt een applausje. De voorzitter bedankt me voor mijn inbreng en zegt tegen het publiek dat applaudisseren niet de bedoeling is. Ik loop weer terug, onderweg zegt een andere inspreker me dat ik mooi gesproken heb. Na mij nog een bonte stoet van voor- en tegenstanders van de bruggen. Ik krijg niet de indruk dat de raadsleden en wethouders echt geïnteresseerd zijn in de argumenten tegen de bruggen, dat ze hun mening al klaar hebben. Om half tien houd ik het wel voor gezien en begeef ik me naar de uitgang. Onderweg word ik aangesproken door AT5, of ze me mogen interviewen. Ik ben verrast, maar stem toe. En zo sta ik hen wat later in de hal te woord. Alsof ik niet anders gewend ben, geef ik in een paar zinnen de kern van mijn betoog weer. Hoe nu weer beneden te komen? Ik vraag een portier of er ergens een lift is. Nee dus. “Dan ga ik maar met de trap,” zeg ik. Hij kijkt me aan en antwoordt: “Wacht maar even.” Vervolgens pakt hij zijn walkietalkie en vraagt ‘aan de andere kant’ of de lift van de burgemeester even naar boven kan komen, omdat er hier een bezoeker staat die slecht ter been is. Wordt geregeld en even later openen de deuren van die lift zich voor me. Ik bedank de portier en sta na een paar tellen weer buiten. Lekker, op dit uur van de dag is het rustig op het Waterlooplein en het zonnetje schijnt. Alle tijd om het pontje van kwart over tien te halen. Ruud van Dijk |
|||||
Overzicht “Alle Pontjesverhalen“
|
|||||
Reageren? Stuur uw e-mail naar Ruud van Dijk
Op de hoogte blijven van toekomstige pontjesverhalen? |