Onder de luifel van het nieuwste appartementencomplex bij de NDSM spelen drie muzikanten. Het nummer heet vast ‘I miss you’, want dat zingen ze vaak. Een enkele passant blijft op een afstandje staan en luistert, de rest fietst of loopt door naar de aanlegsteiger. Ik ben vroeg en moet een tijdje wachten. Even later arriveren een vader en zoon en zij parkeren hun fietsen tegen de reling van de steiger. De man heeft een kleine werphengel in zijn mand voorop de fiets. Hij pakt deze en prutst er wat aan, waarop de zoon aangeeft dat hij het zelf wel zal doen. Hij verlengt de hengel en laat het touw iets vieren. Ik zie dat er een plastic visje als aas aan zit. De jongen legt de hengel op zijn schouder en werpt die dan naar voren, waardoor het touw plus aas een eind verderop in het water belanden. Hij draait aan een katrol waardoor touw en aas weer naar hem toe komen. Ik weet niets van vissen, maar ik vermoed dat het bewegende nepvisje een heuse vis moet foppen en laten toehappen. Het pontje naar het CS stroomt vol. Mensen op het voordek hebben na vertrek de pech dat ze door een golf, die over de klep gaat, nat worden gespat. Waarschijnlijk wisten ze niet dat zoiets bij een stevige zuidoosten wind kan. Ze kunnen er wel om lachen, voor anderen is het nog komischer, want die zien het gebeuren maar worden zelf niet nat. Voor me in het gangpad staan vier fietsers, eentje met een racefiets en de drie anderen met een OV-fiets. Ik vermoed een student uit Amsterdam met drie vrienden of bekenden uit het buitenland. Als we even onderweg zijn, vertelt hij dat hier ergens een ‘submarine’ lag, maar hij weet niet precies waar. En even later dat we een punt passeren waar er ook een ‘ferry’ van de ene kant naar de andere kant vaart. Het gesprek verloopt een beetje stroef. We meren aan achter het Centraal. Daar staan al tientallen mensen te wachten om naar Noord te varen. Medewerkers van het GVB, die de mensen moeten controleren op het dragen van mondkapjes, sommeren de toegestroomde passagiers om op het pontje zoveel mogelijk naar voren te lopen. Vind ik een beetje overdreven. Ik vervolg mijn tocht richting mijn werk in de stad. Vorige week was dat een hele toer door de sneeuw en de kou. Nu fiets ik door een stad die tot leven lijkt te zijn gekomen. Het is pas 20 februari en het is al lente. En het is net alsof corona bijna niet bestaat. Ruud van Dijk |
|||||
Overzicht “Alle Pontjesverhalen“
|
|||||
Reageren? Stuur uw e-mail naar Ruud van Dijk
Op de hoogte blijven van toekomstige pontjesverhalen? |