Ik sta bij de Pontsteiger te wachten als een jongen me voorbij fietst en vraagt of het pontje dat er ligt naar de NDSM vaart. Die vertrekt pas over een kwartiertje, vertel ik hem, waarna hij het pontje naar de Distelweg op fietst. Ik ga op een bankje zitten en zeg tegen een man op het bankje naast me dat ik wel wacht op het pontje naar de NDSM. Even een shagje roken. Hij doet hetzelfde. Wat later loopt de man naar mijn fiets en zegt dat het een mooi, oud ding is: diefstal-proof. Er zijn in het verleden heel wat fietsen van me gestolen, maar met deze rijd ik al ruim 20 jaar door de stad. En ik parkeer hem meestal enkel met een ringslot. Ik opper dat er tegenwoordig ook minder junkies lijken te zijn, de fietsendieven bij uitstek. Nou, hij kent er nog wel eentje in Noord, die als dief zeer behendig is. We mijmeren samen verder over het plezier van de pontjes. Over het jachtige leven in de stad, waar wij haast de enigen lijken te zijn die wachten bij een rood stoplicht. Over mensen die enkel nog oog hebben voor hun smartphone met de bijkomende gekte van sociale media. Met zijn dochter als schoolvoorbeeld. Op een gegeven moment vraag ik hem of hij wel eens iets spannends heeft meegemaakt op het pontje. Best wel, al was het maar de ruzies tussen de mensen na een dance-feest. Was hij zelf ‘s ochtends onderweg naar zijn werk, kwamen de feestgangers net van het NDSM-terrein. En met al die pillen en drank in hun lijf liep het dan soms uit de hand. Maar het meest spannend was de beroving van een zwerver die op de pontstoeltjes zijn roes lag uit te slapen. De dief was zo dom om dat tijdens de overtocht te doen en kon na zijn daad geen kant op. Mijn metgezel had het gezien en liep achter hem aan, zo twee rondjes over het pontje. Totdat iemand anders ook ingreep en de dief de weg versperde. Samen hebben ze die streng toegesproken. Ze zouden hem niet in elkaar slaan, hadden ze gezegd, maar hij moest wel de buit teruggeven aan de zwerver. De dief koos eieren voor zijn geld. De zwerver maakte het niet zo veel uit, wel of geen spullen, hij was nog te dronken om zich daar druk over te maken. Het pontje naar de NDSM meert aan en we lopen er heen. Hij zegt dat hij binnenkort eens wil gaan ‘pontjesvliegeren’. Hij ziet het helemaal voor zich: leunend tegen de achterklep en dan de vlieger de lucht in. Want op die plek vang je ongetwijfeld veel wind. Misschien wordt het een rage. Staan er over een tijdje tientallen mensen op het achterdek te vliegeren. Dat wordt hommeles, vrees ik. Ruud van Dijk |
|||||
Overzicht “Alle Pontjesverhalen“
|
|||||
Reageren? Stuur uw e-mail naar Ruud van Dijk
Op de hoogte blijven van toekomstige pontjesverhalen? |