Mijn beste vriend in Amsterdam-Noord was Theo van Geem. Hij woonde op de Wingerdweg en had geen broertjes of zusjes. Zijn vader was scheepstimmerman bij de ADM en zijn moeder vond onze vriendschap erg fijn. Theo was namelijk een stoer en extrovert mannetje en ik was juist het tegenovergestelde. Rustig en ingetogen. Toch konden we het goed met elkaar vinden en onze interesses kwamen aardig overeen.
De familie van Geem had een motorbootje. Pa van Geem had op zijn werk een overnaadse sloep op de kop getikt en als scheepstimmerman had hij geen probleem om er een mooie opbouw op te maken en de boot keurig te onderhouden. En zoals betaamd had het scheepje een toepasselijke naam gekregen, namelijk “Uit en thuis”. Ze hadden een ligplaats gevonden in een inham van het Noordhollands kanaal aan de Buiksloterdijk, dicht bij de bocht in het kanaal tegenover het Florapark. Dat was dus op loopafstand van hun huis en gemakkelijk voor de proviandvoorziening aan boord.
In de zomer gingen ze er vaak mee varen en ook in de vakanties was dit hun tijdelijk tehuis.
Er was een keukentje, 6 slaapplaatsen, een toilet en een achterdek. Het geheel werd voortgestuwd door een betrouwbare dieselmotor.
Natuurlijk kreeg ik een uitnodiging om ook eens een weekend mee te gaan. Maar daar wilden mijn ouders niets van weten zolang ik niet kon zwemmen. En die kunst was ik inderdaad nog niet meester. Er moest dus flink geoefend worden. Samen met Theo gingen we naar het Florapark zwembad. Theo kon al wel zwemmen en hij zou het mij wel even leren.
Op de scheiding van het diepe en ondiepe bad liep een staalkabel vlak boven het water. Het was daar ca. 1,5 meter diep en ik kon er dus net staan. Theo bleef bij mij in de buurt en ik moest van hem steeds in het water opspringen en een beenslag maken. In geval van nood kon ik mij aan de staalkabel vastgrijpen. Na iedere poging stond ik alweer met mijn tenen op de bodem, tot het moment waarop ik 2 slagen kon maken alvorens de bodem weer te voelen. En toen ging het hard.
Na 1 middag in het zwembad kon ik al watertrappelen. Maar dat vonden mijn ouders nog niet genoeg. Dus weer naar het Floraparkbad. Nu in het ondiepe deel, watertrappelen en mij voorover laten vallen naar de reling langs de kant. Toen kreeg ik het gevoel al 1 of 2 slagen te kunnen maken in horizontale richting. Theo wilde nog een andere variant proberen. Hij ging een eindje van de kant afstaan en ik moest de slagen naar hem toe maken. Na 1 of 2 slagen kon ik net zijn handen vastgrijpen. Later werden het steeds meer slagen, want de leperd liep steeds een stapje achteruit. En spelenderwijs zwom ik al tot 10 meter van de kant af. Nou de rest was een kwestie van tijd en al gauw had ik de slag te pakken en zwom van de ene kant van het ondiepe bad naar de andere kant.
Ik moest wel enige schroom overwinnen toen Theo mij uitdaagde om dit ook eens in het diepe te proberen, maar hij bleef bij me in de buurt en ook dat lukte.
Thuis waren ze nog niet geheel overtuigd. Er was namelijk geen badmeester aan te pas gekomen en rugslag of borstcrawl had ik nog niet gedaan.
“Maar ik kan me toch drijvende houden als ik in het water val” was mijn verweer. En prachtige zwemslagen zijn niet nodig als je het vege lijf moet redden.
Enfin, na rijp beraad tussen mijn ouders werd besloten dat mijn moeder de eerstvolgende keer mee zou gaan naar het zwembad om met eigen ogen mijn prestaties te kunnen beoordelen. En zo gebeurde. ’s Avonds toen mijn vader thuis kwam deed mijn moeder verslag en kreeg ik het groene licht om met de boot van van Geem mee te mogen.
Nou dat was feest ! Meneer van Geem legde mij de gebruiken en de regels uit die aan boord golden. Bv. Alleen met gymschoentjes aan dek en hoe ik mee moest helpen bij het aanmeren. Slapen deden we in een kooi. Alles was een feest en de vakantie kon beginnen.
We voeren het haventje uit en draaiden het Noordhollands kanaal op. Ik stond op het achterdek en door de plotselinge draai van de boot kon ik mijn evenwicht niet meer bewaren en sloeg overboord. Paniek op het schip, maar ik bracht het geleerde in praktijk. Eerst watertrappelen en toen langzaam naar het bootje toe gezwommen. Als een verzopen kat werd ik binnenboord gehaald, afgedroogd en van schone kleren voorzien. “Zo, dat was je vaardoop” zei meneer van Geem “en nou geen gespartel meer, anders doen we je zwembandjes om”.
Het werd een heerlijke vakantie. Via het Noordhollands kanaal voeren we naar de Hargervaart in Groet. Vlak achter de duinen bij Camperduin. Daar lagen tientallen plezierbootjes afgemeerd en op de wal waren zelfs sanitaire voorzieningen.
In de duinen waren nog grote delen taboe, omdat er nog oorlogstuig kon liggen, maar aan het strand was het heerlijk toeven. We kwamen dan ook lekker gebruind weer terug.
Niet alleen de grote vakantie werd zo doorgebracht, maar ook vele weekenden voeren we met de boot er op uit. Vaak bleef ik eten bij de van Geems, zeer tot genoegen van mevrouw van Geem, maar mijn moeder vond het minder leuk. Zij dacht dat ik het huis ontvluchtte, maar dat was geenszins waar. Ook thuis had ik het goed en mijn vader was mijn grote voorbeeld. Ik leerde van hem schaken, schilderen, puzzelen, knutselen en ’s zondags nam hij me mee naar het voetballen. We werden enthousiaste fans van De Volewijckers.
Bekijk alle afleveringen “Mijn jeugd in Amsterdam-Noord“
© 2023 Wim Mulder. Op deze publicatie berust auteursrecht.
Wilt u contact opnemen met Wim mulder?
Dat kan door de redactie een mail te sturen. Wij sturen uw bericht dan door naar Wim.
Meer info: Geschiedenis Hargervaart
AmsterdamNoord.com Wingerdweg