Kick in vogelvlucht
Door: Albert van der Vliet†
Kick Pruijs, geboren op 23 februari 1916, verhuist in de zomer van 1928 van een krottenwijk in de binnenstad naar het nieuwe Floradorp. Kick, 12½ jaar jong, is de koning te rijk in landelijk Noord. Hij zou een bekende wielrenner worden. Na de oorlog heeft Pruijs veel betekend voor zijn wielervereniging, ASC Olympia. In de jaren zeventig zet Pruijs zijn jeugdherinneringen op papier. Zijn verhalen schetsen een beeld van de begintijd van Floradorp, maar ook van zijn eigen, rijkgeschakeerde leven. Pruijs woont boven zijn sigarenwinkel in de Binnenhofstraat 71 en verhuist op 1 november 1991 naar Zaandam.
Twee verslaggevers van de Volkskrant zijn in 2000 op bezoek gegaan bij Pruijs. Hij heeft aan de journalisten kunnen vertellen wat de ware toedracht was van de vliegramp in 1935 bij Hoofddorp, waarvan hij als negentienjarige wielrenner getuige was geweest. Na 65 jaar is dat een pak van zijn hart: eindelijk gerechtigheid.
Het zou Kick met trots vervuld hebben dat er op 10 mei 2014 een fietsbrug over de A4 naar hem is vernoemd: de Kick Pruijsbrug bij Hoofddorp, maar dat eerbetoon kwam acht jaar te laat. Kick Pruijs is overleden op 24 december 2006. Hij werd 90 jaar.
Uit het leven van Kick Pruijs (1916-2006)
Chris en zijn ouders woonden in de Jonkerstraat 70, gelegen tussen de Montelbaanstraat en de Gelderse kade. De Ridder- en Jonkerbuurt was een krottenwijk die in 1930 werd afgebroken. Vader Pruijs heette, net als zijn vader, Christiaan. Zijn naam kortte hij af tot Chris en dat schreef hij als Kris. Zoon Chris werd op de lagere school Kick genoemd en zo zou hij zijn verdere leven heten.
Toen Chris 7 jaar was, liet zijn vader hem al handelservaring opdoen. Het joch moest op straat Kwatta-repen verkopen. Twee jongere zusters van vader hielden een oogje in het zeil. Repen verkopen vond Chris leuk.
Vader Kris had een sigarenzaak in de Jonkerstraat, maar kon daar niet van rondkomen. Hij was ’s winters ook kolenboer in de binnenstad en ’s zomers voddenboer aan de overkant van het IJ. In 1920 was Kris begonnen als voddenventer in Amsterdam-Noord. Met vergunning 39 was hij een van de oudste venters van Amsterdam. Aan de overkant van het IJ liepen nog drie voddenboeren rond: Pruijs senior en Wertheim senior en junior.
Kick Pruijs: ‘Mijn vader had een goede voddenwijk. In de Vogelbuurt en op Nieuwendam woonden vele mensen die een goede betrekking hadden (…)’. Pruijs noemt de namen van de werkgevers: Stoomvaart Maatschappij Nederland, Ketjen, de KNSM, Verschure, de ADM, Kromhout, de NSM, de NDM of De Vries Lentsch. De afgedankte kleren van de werknemers kocht Kris op als lompen. De nog draagbare kledij verkocht hij op afbetaling aan de bewoners van Asterdorp, dat vanaf 1927 een woonschool was voor onaangepasten. Zoon Kick moest er, schrijft hij, ‘elke week tegenaan om de centjes op te halen, een betrekking die mij niet zo erg lag’.
Kick werd later een bekende wielrenner en dat kwam door een hoedenspeld. De familie Pruijs bezat in de Jonkerstraat een hoedenspeld. Een bezoeker wees vader op de 90 briljantjes in de speld. Het sieraad werd verkocht en van de opbrengst kreeg Chris, 6 jaar, een echt racefietsje. Voorafgaand aan de wielerwedstrijden mocht Chris met zijn nieuwe racefiets rondrijden op de wielerpiste. Hij droeg de bloemen die er in de wedstrijden te winnen waren. Dat had wielrenner Sam Hoevens, die tegenover een tante van Chris woonde, voor de jonge coureur geregeld.
Kick kende Noord al want hij kwam vaak in Tuindorp Oostzaan waar een broer van zijn moeder woonde. Hij voelde zich toen al meer Noorderling dan stadsmens. Vanaf het Beursplein ging de bus naar de De Ruyterkade, met de pont over en vervolgens naar Tuindorp Oostzaan, voor een dubbeltje. Tuindorp Oostzaan was in Noord het eerste tuindorp, dat vanaf 1921 bewoond werd. De eerste duizend woningen in Tuindorp Oostzaan waren uitsluitend bestemd voor gezinnen afkomstig uit krotwoningen in de binnenstad.
Floradorp
Tuindorp Buiksloterham (Floradorp), was aangelegd tussen Sneeuwbalstraat en Floraweg en kwam gereed in 1929. De familie Pruijs betrok in de zomer van 1928 een van de 183 woningen die het eerst klaar waren, Pirolastraat 36. Als hij de deur uit ging kon hij rechts de Buiksloterdijk zien liggen. De bestrating was nog niet klaar. Pruijs junior: ‘Toen wij van de Jonkerstaat naar de Pirolastraat verhuisden, moesten we vanaf een paardenkar, die niet verder kon dan de Sneeuwbalstraat, onze huisboedel door het mulle zand heen naar de nieuwe woning brengen.’
Kick, op dat moment 12½ jaar, vond het nieuwe huis een villa. De omgeving was voor hem een lustoord: het Florapark, de Krijtmolen, het Noordhollandsch Kanaal om in te zwemmen en een braakliggend terrein achter de Kamperfoelieweg. De bebouwing aan de westelijke Kamperfoelieweg werd in fases opgeleverd. Het eerste deel was in 1931 klaar. Het noordelijkste gedeelte kwam gereed in 1934. Het middengedeelte, tussen de dwarsstraatjes Akkerwindeweg en Haagwindeweg, werd pas in 1949 opgeleverd. Dat was de entree tot een speelweide die de jeugd van Floradorp het ‘Koeienlandje’ noemde. Het werd begrensd door de Ribesstraat, Klaprozenweg en de verdwenen Klaprozenkade, die liep van de Klaprozenweg, langs zijkanaal I, naar café Het Laatste Stuivertje op de Buiksloterdijk.
Op 11 november maakte Chris kennis met Sint Maarten. Dat kinderfeest bestond niet in de Jonkerbuurt, waar niemand geld had voor snoep. Pruijs: ‘Als men bedenkt hoe ik voor het eerst de Sintmaartensoptocht zag, waarbij hele groepen kinderen met lampions, verlicht met kaarsjes, een schitterend gezicht vormden vanaf de Floraweg langs de hele Buiksloterdijk!’
Kick had het zevende leerjaar afgemaakt op de lagere school. Vader vroeg aan de gebroeders De Wolff, stratenmakers, of Kick bij hun kon werken. Officieel mocht dat pas als een jongen 14 was en zo kreeg hij stiekem zijn eerste baan als stratemakershulp in Floradorp.
Toen het hele Floradorp bestraat was kwam de winter van 1928-1929 en dat viel tegen. Pruijs: ‘Het was verschrikkelijk koud in het Floradorp door de grote open velden. De Kamperfoelieweg was nog grotendeels onbebouwd; (…) tussen de Azaleastraat en de Berberisstraat was een moerasachtig terrein dat verboden was om te betreden. Als je vanuit het Floradorp naar de stad of naar je werk moest, waaide je haast weg, vooral bij guur weer.’ De buurt tussen Azaleastraat en Berberisstraat was pas gereed in 1930. Tot die tijd was het een waaigat.
Kris Pruijs had zijn sigarenzaak in de Jonkerstraat moeten opgeven en kreeg ter compensatie van de gemeente een bakfiets om mee te venten. Pruijs accepteerde dat aanbod niet en maakte er ruzie over met Arie Keppler, directeur van de Gemeentelijke Woningdienst. In de tabaksverkoop viel weinig te verdienen, geeft zoon Kick jaren later toe. Een royale vergoeding door de Woningdienst zat er daarom niet in.
Koeienland
Er werd vooral gevoetbald op het Koeienland met als gevolg dat er voetbalverenigingen werden opgericht. IJ-boys was in 1930 de eerste club. In het Koeienland bevond zich een meertje, niet ver van de Klaprozenweg, ter hoogte van de huidige GVB-garage. Het meertje werd ‘het oceaantje’ genoemd, want het water was behoorlijk diep. Het stilstaande water was ’s winters snel bevroren zodat er op geschaatst kon worden. ’s Zomers is een jongen van De Vries in het oceaantje verdronken. De familie de Vries had een sigarenzaak in de Binnenhofstraat op nummer 71. In die winkelwoning hadden later Kris en daarna Kick een sigarenzaak.
In 1914 was zwembad Obelt geopend aan de overkant van het IJ, vlakbij het Tolhuis. Obelt was groots opgezet met een binnen- en buitenbad en een café met terrassen die uitzicht boden op het IJ. Het zwembad lag echter te ver van het centrum en werd slecht bezocht. Na het overlijden van oprichter Van Heemstede Obelt in 1918 heeft het zwembad nog bestaan tot 1926.
Noord had in 1919 nog een zwembad gekregen, ook in het IJ, aan het eind van de Schaafstraat, bij het IJ, nabij het eerste voetbalveld van de Volewijckers. In 1920 was er een apart bad voor vrouwen bijgekomen. Kick woonde nog in de Jonkerstraat toen hij de pont nam naar het zwembad aan bij de Schaafstraat. Daar heeft hij zich de eerste beginselen van de zwemkunst eigengemaakt. De toegangsprijs was 2½ cent. Bij mooi weer stonden er lange rijen badgasten voor de ingang. Als het erg druk was, mocht elke bezoeker maar een uur zwemmen.
De baden bestonden uit ijzeren pontons, schrijft D. van Vugt in Ons Amsterdam van januari 1950. Het IJ-water raakte echter steeds meer vervuild en werd ongeschikt als zwemwater. De drijvende baden (volgens Kick waren het dekschuiten) bij de Schaafstraat werden in 1935 gesloten.
Overal waar voormalige krotbewoners werden gehuisvest in de nieuwbouw van Amsterdam-Noord was er voorzien in gemeentelijk toezicht. Een van de opzichteressen was juffrouw Rongen. Zij besteedde veel aandacht aan de bejaarde Binnenhofbewoners. De Binnenhofstraat was een ovale straat rondom het Binnenhof, dat sinds 1929 een bejaardencomplex was met 73 kleine woningen.
Rongen was ook actief in Floradorp en de Latherusbuurt. De opzichteres werd gehaat in Floradorp. Juffrouw Rongen inspecteerde de woningen ook van binnen en dat stelden de bewoners niet op prijs. Een jubileumuitgave van Floradorp stelt het beeld van juffrouw Rongen enigszins bij. Rongen deed ook veel goed: zo organiseerde zij bustochten voor de bejaarden van het Binnenhof, die Floradorp anders nooit verlieten.
Vader Pruijs kwam met Rongen in conflict. Hij was een verwoed duivenliefhebber, maar in Floradorp mochten geen duiven gehouden worden, op straffe van uitzetting. Pruijs zette toch, als eerste bewoner, een hok neer voor zijn postduiven. Juffrouw Rongen ontdekte het duivenhok en alarmeerde directeur Keppler.
Het verweer van vader Pruijs was dat Keppler de sigarenzaak al van hem had afgenomen en nu moest hij zijn liefhebberij ook nog opgeven. Daar had de directeur van de Woningdienst begrip voor: Pruijs mocht zijn duiven behouden. Er volgden meer duivenhokken in Floradorp en er kwam een postduivenvereniging: ‘De IJ Post’.
Het kanaal
Niet ver van zijn nieuwe huis trof Kick een aantrekkelijk alternatief aan voor het zwembad aan het IJ: het Noordhollands Kanaal. Noordelijk van krijtmolen d’Admiraal lagen langs het kanaal twee bruggetjes en daartussen was het ideaal om te zwemmen, vonden Kick en zijn tien à vijftien zwemmaatjes. De zwemplek lag tegenover de Noorderbegraafplaats, die in de jaren twintig is aangelegd en in 1931 in gebruik werd genomen.
Zwemmen in het openbaar mocht niet rond 1930, dus ook niet in het Noordhollands Kanaal. De veldwachter uit het naburige Landsmeer deed regelmatig zijn ronde. Als een jongen niet uit het water wilde komen, nam de veldwachter het hoopje kleren van de kwajongen mee. Aan de overkant van het kanaal zwemmen haalde niets uit, want de veldwachter reed op zijn fiets gewoon om, over de Buiksloter draaibrug.
Als er een boot voorbijkwam, gingen de jongens er aan hangen en dan voeren ze mee. Met een tegenligger kwamen ze weer terug. Kick: ‘Eenmaal ging dat fout. Er kwam geen boot meer en we waren al meegevaren tot Purmerend. Na lang wachten, het was ondertussen al laat geworden, besloten we de terugweg te voet af te leggen. Het leek of er geen einde aan kwam. Ik ben nooit meer zo’n end meegevaren.’ Soms was een boot pas geteerd en dan werden de jongens zwart en de pek was haast niet te verwijderen.
De jongens verzonnen de ene na de andere list. Ze zwommen niet meer in zwembroek maar in oude kleren. Dan konden ze tegen de veldwachter zeggen dat ze in het water waren gevallen of geduwd. De politie gaf zich voorlopig gewonnen. Zwemmen in het kanaal werd populair, ook bij oudere Noorderlingen. Er kwamen venters met snoep en drinken op de recreanten af.
Een ‘pindachinees’ wilde op een warme dag ook gaan zwemmen. Even later zag men wel zijn handeltje en kleren liggen, maar de Chinees was spoorloos verdwenen. De Amsterdamse Waterpolitie werd gewaarschuwd, die bij aankomst meteen begon te dreggen. Een van de jongens stuitte in het kanaal op de verdronken pindaman.
Voormalig gemeenteraadslid Bertus Zuurbier, anarchist en nudist, kwam elke dag zonnen. De jongens verstopten een keer zijn kleren, maar bedachten zich en gaven de kledij terug aan de wanhopige naaktrecreant. De politie vond het tijd om weer actiever op te treden: er werden politieboten ingezet. Dat maakte een eind aan de pret in het kanaal. In het voorjaar van 1937 ging het nieuwe zwembad aan de Sneeuwbalweg open. Dit Floraparkbad kende twee bassins, voor mannen en vrouwen. Vrouwen mochten wel bij de mannen zwemmen maar niet andersom. De ligweide was gemengd.
’s Zomers waren de malariamuggen in Floradorp een plaag, die werd veroorzaakt door de moerasachtige omgeving in de Buiksloterham. Bewoners overleden aan de hoge koorts die het gevolg was van de malaria. Veel gezinnen gingen daarom terug naar het centrum van de stad, naar Wittenburg of Kattenburg. De familie Pruijs bleef. De zoon: ‘Mijn moeder had de grootste moeite om in Noord te wennen. Ik was blij dat mijn vader en moeder in Noord bleven wonen.’
Wielrennen
Kick Pruijs heeft op het Koeienland bij voetbalvereniging IJ-boys gespeeld als aspirant, maar toen hij 17 was koos hij voor de wielrennerij. Sam Hoevens droeg hem in mei 1933 voor bij ASC Olympia, de oudste wielervereniging van Nederland. Kick was vooral een sprinter en had het in zich een bekende renner te worden. De oorlog gooide echter roet in het eten. (Sam Hoevens verongelukte op tragische wijze in 1934: zie het verhaal over de wielrenners Van Nek onder Historische figuren op deze website.)
Kick trouwde in 1936 met Bep de Groot die al van hem in verwachting was. Ze kregen een dochter, maar tijdens de oorlog kwam het tot een scheiding. In 1955 leerde hij Gepke Dijkstra kennen die al kinderen had, een zoon en drie dochters. Eind jaren vijftig zijn ze gaan samenwonen. Gepke, geboren in 1924, overleed jong, in 1966, 41 jaar.
Vader Kris en moeder Anna verhuisden in 1942 van de Pirolastraat naar de Binnenhofstraat 71. Dat was een winkelwoning waarin het echtpaar op één hoog woonde en op de begane grond een sigarenzaak uitbaatte.
Kick Pruijs beschreef de armoede in Floradorp en bejaardencomplex Binnenhof tijdens de oorlog: ‘Sommige gezinnen zaten twee à drie dagen zonder eten en toen de oorlog uitbrak werd dat nog erger. Vooral de oudjes in het Binnenhof, zeker zeventig procent, zijn doodgegaan van de honger. De doden werden weggehaald met paard en kar. Het was iets om nooit te vergeten. In de tijd van twee dagen was het hele Binnenhof gesloopt, omdat de mensen in de kou zaten en met het hout de kachel konden laten branden.’
De ouders van Kick verhuisden in juli 1953 naar de Oleanderstraat 31 in de Van der Pekbuurt. Toen Kick de vereiste papieren had behaald, nam hij de sigarenzaak in de Binnenhofstraat over. Zijn vrouw Gepke stond in de winkel zodat Kick veel tijd kon steken in wielervereniging Olympia, waarin hij diverse functies vervulde. In november 1991 verhuisde Kick naar Zaandam.
De website van Olympia vermeldde in 2003 welke functies Kick allemaal bekleed heeft: bestuurslid, organisator, wedstrijdcommissaris, trainer, jurylid en sponsor, met de opbrengst van de voetbalpool die hij in zijn sigarenzaak organiseerde, en nog meer. Pruijs was ook een van de oprichters van Olympia’s Ronde door Nederland. Midden jaren zeventig was er een conflict tussen Olympia en Kick, waarna hij zich terugtrok uit de wielerclub.
Kick heeft vader Kris, geboren op 19 augustus 1893, regelmatig ter sprake gebracht in zijn verhalen, maar heeft nauwelijks een woord gewijd aan zijn moeder, Anna Maria de Ridder, geboren op 7 januari 1897. Zij overleed op 15 mei 1960, 63 jaar oud. Vader verhuisde twintig jaar later naar Huize Sint Jacob aan de Plantage Middenlaan 52, waar hij nog een paar maanden heeft gewoond. Hij overleed op 22 april 1983. Kris werd 89 jaar.
De vliegramp
Op zondagmorgen 14 juli 1935, half tien, vond een gebeurtenis plaats die een onuitwisbare indruk zou maken op Kick Pruijs. Dertig renners stonden in Hoofddorp aan de start voor een wielerwedstrijd, georganiseerd door wielervereniging Olympia. De 19-jarige Kick was een van de dertig deelnemers. Zijn verloofde Bep de Groot was aanwezig en oom Cas Pruijs, soigneur van Kick, die ook wel Cas de Leugenaar werd genoemd.
Ongeveer tegelijkertijd was er van Schiphol een luxe vliegtuigje vertrokken, 21 meter lang: de Fokker F22 Kwikstaart, met aan boord vijf bemanningsleden en vijftien passagiers. De bemanning bestond uit de piloot, twee werktuigbouwkundigen, de radiotelegrafist en de steward. De Kwikstaart zou via Hamburg en Kopenhagen naar Malmö vliegen. Na de start bleek dat de twee propellers van de linkervleugel niet draaiden. De piloot keerde terug naar Schiphol, maar had beter een noodlanding kunnen maken. De lamme linkervleugel klapte tegen het viaduct van de A4 die toen in aanbouw was.
Kick Pruijs en nog drie of vier wielrenners sprongen van hun fiets en renden in hun tenue en op wielerschoentjes naar het verongelukte vliegtuig. De rest van het pelotonnetje bleef staan kijken. Kick ging kijken in het toestel. De passagiers waren in paniek of versuft. Kick riep dat ze hun riemen los moesten maken. Hij trok een Noorse of Zweedse vrouw uit haar stoel en bracht haar naar buiten, waar zijn verloofde Bep zich over haar ontfermde. Kick begreep van de vrouw dat haar man nog in het toestel zat: ze waren op huwelijksreis. Later bleek dat de man het vliegtuig al via een andere deur had verlaten.
Kick probeerde ook de bemanning te redden, maar de deur naar de cockpit zat klem. De piloot sloeg wanhopig op het ruitje in de deur. Door de rook in de cockpit raakte de bemanning bedwelmd. De wielrenners schreeuwden dat Kick het vliegtuig moest verlaten. Hij sprong uit het toestel, dat even later in brand vloog. Vier bemanningsleden (de steward had het vliegtuig als eerste verlaten en had de benen genomen) en twee Engelse passagiers kwamen om in de vlammen. De heldenrol van Kick had drie minuten geduurd.
Tegenover de pers nam oom Cas de rol van neef Kick over. Hij had de passagiers uit de Kwikstaart gered, vertelde hij. Cas Pruijs, stratenmaker bij de gemeente, deed dat om er beter van te worden. Het was crisistijd en misschien werd hij beloond als hij met de veren van Kick pronkte. De KLM gaf Cas de Leugenaar inderdaad een onderscheiding. Zijn praatjesmakerij zou het verhaal van de ware toedracht echter in de weg staan. Zo verklaarde KLM-directeur Albert Plesman dat de bemanning al was overleden door de klap waarmee de Kwikstaart neergestort was.
65 Jaar later werd Kick Pruijs geïnterviewd door de Volkskant en kon hij zijn verhaal kwijt: eindelijk gerechtigheid. Kick in de Volkskrant: ‘Boos werd ik pas maanden later. Oom Cas kon voor mij de pot op. Hij hoefde ook mijn verzorger bij het wielrennen niet meer te zijn. Ik wilde gewoon zo weinig mogelijk meer met die man te maken hebben.’ Kick durfde niet te protesteren bij oom Cas. ‘Dat durfde ik niet. Je moet niet vergeten, het was crisistijd. Hij was de jongere broer van mijn vader (…) Gelukkig wisten ze in de wielerwereld wel dat ik het was, die in het vliegtuig was geweest. Ook de hoge heren.’
Op 10 mei 2014 is de fietsbrug over de A4, nabij Schiphol, naar hem vernoemd: de Kick Pruijsbrug. Dat zou Kick met trots vervuld hebben, maar het eerbetoon kwam acht jaar te laat. Kick Pruijs overleed op 24 december 2006. Hij werd 90 jaar. Vereerd waren wel de vijftien nazaten onder wie zes achterkleinkinderen, die de plechtige opening van de fietsbrug bijwoonden.
Dit is een artikel in de serie: Historische Figuren in Amsterdam-Noord.
© 2016 Albert van der Vliet†. Op deze publicatie berust auteursrecht.
Bronnen:
Kick Pruijs (1916 – 2006) beschreef in de jaren zeventig zijn jeugdherinneringen in de buurtkrant van Floradorp. De buurtkranten zijn niet bewaard gebleven. Vier verhalen van Pruijs werden gepubliceerd in:
Magazine Boven ’t IJ, tijdschrift over Amsterdam-Noord en Waterland.
Het tijdschrift verscheen vier keer per jaar, van 1 september 1985 tot 9 december 1987. De negen afleveringen werden uitgegeven door De Drie Geveltjes. In vier afleveringen staat een verhaal van C. J. Pruijs:
Afl. 4: In de ban van de herinnering,
Afl. 5: In de ban van de herinnering 2,
Afl. 7: Nog meer herinneringen,
Afl. 9: Het koeienland.
Drie verhalen van Pruijs zijn opgenomen in: Amsterdam aan de overkant van het IJ, deel II: In de ban van de herinnering, Het koeienland, Nog meer herinneringen aan het Floradorp.
• Amsterdam aan de overkant van het IJ, deel II. De haven, landelijk en oud Noord, de tuindorpen, Nieuwendam en Oostzaan. Van mensen en bedrijven die voorbij gingen, gebleven en gekomen zijn. Amsterdam, 1997.
• Mooi rood is niet lelijk; Floradorp in Vogelvlucht. Een speciale uitgave van de Olifant ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van Floradorp, 1 september 1978. (Archief Historisch Centrum Amsterdam-Noord – HCAN)
• Stadsatlas Amsterdam; stadskaarten, straatnamen verklaard. Redactie Martha Bakker. Amsterdam, 1998.
• Françoise Paulen. Atlas sociale woningbouw Amsterdam. Amsterdamse Federatie van Woningbouwcorporaties, 1992. Totaaloverzicht van het woningbezit van woningcorporaties in Amsterdam in plattegronden, foto’s en eigendomsgegevens.
• De Volkskrant, 9 december 2000. Peter de Greef, Gijs Zandbergen: Een heel andere vliegramp.
• Haarlems Dagblad, 8 mei 2014. Paul van der Kooij: Fietsbrug over A4 bij Hoofddorp vernoemd naar held Kick Pruijs.
Gerelateerd:
Kick Pruijs, de held zonder eerbetoon
Tour de Frank: Kick Pruijs, held bij een vliegtuigramp
Kick Pruijsbrug: eindelijk erkenning