Binnenkort begint in deze regio weer de zomervakantie. Ongewild gaan mijn herinneringen spontaan terug naar de vijftiger en zestiger jaren. We woonden in Amsterdam Noord en gingen ieder jaar naar Groet. Voor mij waren deze vakanties tussen mijn zesde en dertiende jaar de mooiste vakanties die je je maar kon bedenken.
In Groet, iets voorbij Schoorl maar net voor Camperduin hadden wij een tenthuisje. Naar de huidige maatstaven was het een primitief huisje maar in onze ogen was het een hele rijkdom want hoeveel families uit Amsterdam Noord hadden in die tijd een vakantiehuisje waar ze alle vakanties en vooral de grote vakantie (dus vijf weken) naar toe gingen? Okay, het was dan wel klein maar in die kleine ruimte van 6 x 3 meter hadden we alles. Eigenlijk was ons huisje het eerste Tiny House, alleen noemden we het toen nog niet zo!
Het waren voor mijn twee jaar oudere broer en mij hele toffe vakanties. Van de vijf weken in de grote vakantie was mijn vader altijd maar twee weken aanwezig. De overige weken moest hij werken in de fabriek maar ieder weekend kwam hij ook die kant op. En hij niet alleen. Het was vaak “de zoete inval”. Iedereen was welkom. Mijn oudste broer en zus werkten al maar kwamen toch ook regelmatig een weekend en ze namen dan vaak nog vrienden en vriendinnen mee. Zoals gezegd “de zoete inval”. Alles kon en iedereen mocht blijven slapen. Soms lagen er in het weekend in het kleine huisje wel 8 tot 9 mensen. Zes in de bedstee en drie op de grond. Het was dus voor het slapen gaan één groot feest.
Voor mijn broer en mij betekende de vakantie in Groet veel vrijheid. We konden er voetballen, wandelen fietsen en ravotten. Bij mooi weer gingen we naar het strand van Hargen aan Zee en in die tijd was het vaak mooi weer dus we waren veel op het strand. Zwemmen, forten bouwen in het zand, doelschieten waarbij je lekker kon vallen in het zachte zand. Of met een schepnetje garnalen vangen die mijn moeder dan weer ’s avonds in de pan kookte. Ik lustte geen garnalen maar het vangen was leuk.
Bij minder mooi weer fietsten we over het witte pad (dit was een schelpenpad) naar Schoorl of Bergen of juist de andere kant op naar Camperduin of Petten of Callantsoog. In Camperduin eindigde het vaak met een “patatje met” bij Strandpaviljoen Minkema. Als we gingen wandelen, eindigden we meestal toch op het strand want de zee bleef trekken.
In de twee weken dat mijn vader er was, gingen we vissen op de Hondsbossche Zeeweering bij Camperduin. Niet dat we veel vingen, soms een scholletje of een scharretje maar het was spannend. Door de vele stenen kwamen onze lijnen vaak vast te zitten achter de stenen en daardoor verspeelden we veel loodjes en haken en moesten er ook weer nieuwe zeepieren aan de haakjes. Gelukkig kon mijn vader vaak op de fabriek waar hij werkte aan metaal of lood komen en omdat we zelf onze vislijntjes met twee of drie haken maakten, bleven de kosten binnen de perken. Hoewel in die tijd waren de zeepieren met die dikke kopjes best wel duur.
Andere jaarlijkse uitstapjes waren naar de pottenbakker in Bergen en altijd één keer naar de markt in Schagen. Als het regende, konden we altijd terecht bij tante Riek en ome Sjors. Die hadden een huisje op hetzelfde kampeerterrein, iets verderop. Dan gingen we kaarten, meestal pesten met ome Sjors maar die speelde altijd vals en liet smerige windjes onder het pesten. Dan gaf hij mijn broertje en mij de schuld en dan had hij de grootste schik. Toch was het er altijd beregezellig. Dit en al die andere dingen had ik voor geen geld in de wereld willen missen.
Dit is een bewerking uit het boek “Herinneringen Van Een Doodgewone Jongen Uit Amsterdam Noord“.
Bekijk alle afleveringen herinneringen Harry van Santen de Hoog
© 2023 Harry van Santen de Hoog. Op deze publicatie berust auteursrecht.
Wilt u contact opnemen met Harry van Santen de Hoog?
Dat kan via het reactie formulier van Harry.